Jezus als de weg of de antichrist
Openbaring 21:9-22:6.
-
“En
hij mat haar muur: honderd vier en veertig el, mensenmaat, die engelenmaat
is”.
Daar de eerste engel van de
laatste plagen het “laatste gezicht” in de Bijbel toont, is het niet bedoeld
om te dromen van het hemelse Jeruzalem. Maar het laatste gezicht wijst op de
ontoegankelijkheid van de hemelse stad als een “groot gevaar” voor de
toegang tot Gods Rijk:
-
“En de eerste engel van de zeven engelen met de zeven schalen, die vol
waren van de laatste zeven plagen, kwam en sprak met mij, zeggende: Kom
hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams. En hij voerde mij weg in
den geest op een groten en hogen berg en toonde mij de heilige stad,
Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God; en zij had de heerlijkheid
Gods, en haar glans geleek op een zeer kostbaar gesteente, als den kristal
helderen diamant”.
De maten en materialen van
de muren en poorten tonen de ontoegankelijkheid van de stad, zodat niemand
er buiten de poorten inkomt. Ook het meetwerk van de poorten die uit een
diamanten parel bestaat, toont haar ontoegankelijkheid. Het opmeten van de
muren en poorten met een gouden meetlat door de engel, bepaalt elke lezer
bij de ontoegankelijke hemelse stad:
-
“En zij had een groten en hogen muur en zij had twaalf poorten en op de
poorten twaalf engelen,. En hij, die met mij sprak, had een gouden
meetstok om de stad op te meten, en haar poorten en haar muur”.
Gemeten naar de maat van een
Romeins stadion, is de lengte, breedte en hoogte van het hemelse Jeruzalem
7500 kilometer. Dat is gelijk aan de afstand van Amsterdam naar Washington.
De hoge en ongeveer 72 meter dikke muren onderstrepen de immense betekenis
van Jezus als “de weg”: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: “Ik ben de deur” der
schapen:
-
“En de stad lag in het vierkant en haar lengte was even groot als haar
breedte; en hij mat de stad op met den stok: twaalf duizend stadiën; haar
lengte en haar breedte en haar hoogte waren gelijk”.
Bovendien worden de poorten
van de stad bemand en bewaakt door engelen. De engelen als bewakers betekent
dat de hemel beslist over de toelating tot God en zijn Koninkrijk. Dat
blijkt ook uit de namen van de stammen van Israël op de poorten. De namen
van de aartsvaders op de poorten duiden op Gods verkiezing. Hij verkoos
Abraham, Izaäk en Jacob. De namen van de stammen geven niet alleen te
kennen, dat God verkiest, maar ook dat er alleen in de “Naam van Jezus”
toegang is tot de poorten voor alle geroepenen:
-
“en zij had twaalf poorten en op de poorten twaalf engelen, en namen op
de poorten geschreven, welke zijn die van de twaalf stammen der kinderen
Israëls”.
De namen van de apostelen op
de fundamenten leren dat de Kerk door de apostelen van Jezus is gegrondvest.
Ondanks het gebruik van verschillende edelstenen, dat duidt op verschil in
karakter en werkwijze, hebben de apostelen een gelijk dik fundament voor de
muren van het Koninkrijk van God gelegd. En daar de heilige stad op twaalf
fundamenten rust, die alle ±72 meter dik zijn en met 12 verschillende
diamanten ontoegankelijk zijn gemaakt door de twaalf apostelen, wijzen de
apostelen daarmee op Jezus als de “deur” tot God en zijn Koninkrijk. Daar
fundamenten altijd afgestemd zijn op de dikte van de muren, is de dikte van
de muren even groot als die van de fundamenten. Zodat de diamanten muur niet
alleen de maat van engelen is, maar ook die van de apostelen. “Mensenmaat
die engelenmaat is”.
Verder geeft dezelfde dikte van de fundamenten aan dat het evangelie van de
12 apostelen hetzelfde is. Het maakt geen verschil wie van de apostelen men
beluistert.
Hoewel het laatste gezicht over de stad aangeeft dat de toegang tot Gods
Rijk in handen is van de apostelen, zijn bij alle twaalf apostelen de
woorden van Jezus beslissend voor de toegang:
-
“En de muur der stad had twaalf fundamenten, en daarop de twaalf namen
van de twaalf apostelen des Lams.. En de bouwstof van haar muur was
diamant;…En de fundamenten van de muur der stad waren met allerlei
edelgesteente versierd. Het eerste fundament was diamant, het tweede
lazuursteen, het derde robijn,... En hij mat haar muur op: honderd vier en
veertig el, mensenmaat, die engelenmaat is”.
Welnu, in Joh. 14:6 geeft de
apostel Johannes te kennen wat Jezus in de laatste nacht voor zijn kruisgang
heeft gezegd over de toegang tot God en Gods Koninkrijk: “Ik ben” de weg, en
de waarheid, en het leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij”. Ook de
vraag waarom Jezus de ontoegankelijkheid van de hemelse stad als het
“laatste gezicht” in de Bijbel plaatst, wordt door de apostel Johannes
beantwoordt. Want hij laat in 1Johannes 1:10 christenen aan het woord, die
zeggen dat zij niet gezondigd hebben. Dit zeggen ze in het Griekse
“perfectum”, wat betekent dat hun woorden op een nieuwe toestand zijn
gegrond. Wat die nieuwe toestand is laat zich gemakkelijk raden, omdat veel
christenen ook “zeggen” dat hun zonden vergeven zijn door het “volbrachte
werk” van Jezus. Zodat de christenen die ten tijde van Johannes in het
perfectum zeggen dat zij niet gezondigd hebben, geloven in het “volbrachte
werk” als zodanig. Deze gedoopte christenen geloven door het volbrachte werk
al vergeving van zonden te hebben, wat ook veel christenen in de GK en NGK
“zeggen”. Maar geloven in het “volbrachte werk” als zodanig is nog geen
geloof in Jezus, die zei: “Ik ben de waarheid .. het leven. Niemand komt tot
de Vader, dan door Mij”!
Johannes waarschuwt: “Dit heb ik u geschreven over hen, die u verleiden”
(1Johannes 2:26). Johannes noemt verleiders die leren dat het “volbrachte
werk” als zodanig vergeving geeft. Wie gelooft in het volbrachte werk, neemt
Jezus niet serieus als Verlosser, die heeft gezegd:
-
“Ik
ben” de weg, en de waarheid, en het leven. ”Niemand komt tot de Vader dan
door Mij”.En 1Joh. 2:12: “Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u
vergeven om zijns Naams wil”.
Want van tweeën één of men
gelooft zondermeer in vergeving door het volbrachte werk als zodanig, of men
gelooft in Jezus als de weg en bidt Hem om vergeving van “alle” zonden. In
het eerste geval bidt men Jezus niet en maakt Hem volgens 1Joh. 1:10 tot een
leugenaar. In het tweede geval bidt men Jezus telkens als “de weg” in de
hoop op vergeving van zonden! Wie op grond van het volbrachte werk als
zodanig gelooft vergeving te hebben, maakt Jezus tot een leugenaar, omdat
hij gelooft vergeving te hebben zonder Jezus als “de weg” te bidden.
De kerken leren dat men door “het geloof” behouden wordt, maar leren ze ook
dat Jezus zijn volbrachte werk alleen toepast op zondaren die Hem daarom
“ootmoedig” bidden? Denk aan de gelijkenis van de vijf wijze en vijf
dwaze maagden in Mattheus 25: 1-13. Hoewel de dwaze maagden bij terugkeer
met hun brandende lampen “herkenbaar” waren en ze de Naam van de Here
aanriepen. Antwoordde de Here : “Voorwaar, Ik zeg u Ik ken u niet”. Het
“niet kennen” ondanks hun geloof geeft te kennen, dat de vijf dwaze maagden
de Here nooit hadden gebeden om vergeving van al hun zonden in zijn Naam.
Hun eis om toelating geeft aan dat ze overtuigd waren door het geloof in de
beloften behouden te worden. Daar de vijf (de halve Kerk) dwaze maagden
geloofden in de beloften, kende Jezus hen niet. Met het laatste gezicht
waarschuwt Jezus dat Hij allen kent, die Hem om vergeving bidden. De apostel
Johannes zegt:
-
“Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben (perfectum), maken wij
Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet” (1Johannes 1:10).
Het “laatste gezicht”
benadrukt dat Jezus zijn volbrachte werk, dat Hij door zijn kruisgang
verwierf, alleen toepast aan zondaren die Hem telkens bidden om toegang in
zijn bloed.Jezus woorden: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven.
Niemand komt tot de Vader, dan door Mij” zijn in de spanning van zijn
kruisgang gezegd. Gezegd kort vóór Hij in Getsémane Gods toorn over de
enorme schuld van de mensheid aan de lijve ervaart en gaat verzoenen.
Ik ben “de waarheid” stelde
Jezus op dezelfde dag door zijn vrijwillige kruisgang tentoon, toen Hij door
zijn smadelijk kruis Gods toorn openbaarde én de weg tot het leven opende.
Door zijn kruis betuigde Jezus zijn Naam life “Ik ben”de weg, en de
waarheid, en het leven. Als de “waarheid” stelde Jezus door Zijn kruis Gods
toorn tegen ieder mens tentoon. En als “het leven” past Hij zijn volbrachte
werk toe op elke biddende zondaar in nood. Op het gebed schenkt Hij als “Ik
ben de waarheid en het leven” elke zondaar vergeving van alle zonden.
Het is het aanroepen van de Naam van Jezus “Ik ben de weg” om vergeving van
alle zonden, dat het verschil maakt tussen de Kerk en de wereld.
Jezus zegt in Joh. 10:7:
-
“Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: “Ik ben de deur” der schapen. En in
1Johannes 1:7 en 8: “Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in
het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkaar (met Jezus), en het
bloed van Jezus Christus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. Indien
wij zeggen dat wij geen zonde hebben (vergeving hebben), verleiden wij ons
zelf, en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij
is getrouw en rechtvaardig, dat Hij de zonden vergeeft en ons reinigt van
alle ongerechtigheid”.
Daar Jezus zei:“Ik ben de
weg, de waarheid en het leven”, moet men Hem als “zondaar” telkens bidden om
vergeving van alle zonden, zoals Hij in het gebed het “Onze Vader” leert!
Want Johannes zegt:
-
“Een ieder die overtreedt en niet blijft in de leer van Christus, die
heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft de Vader en
de Zoon” (2 Johannes 9).
Gods Zoon is niet in een
vlees gekomen, maar in “het vlees van de kinderen van Adam en Eva die
geneigd zijn God en de naaste te haten. Door het komen in het vlees van de
gevallen mens, maakt Jezus de waarheid van Gods toorn openbaar over onze
neiging God en de naaste te haten! De neiging tot haten van God en de
naaste, betekent dat elke gelovige daarvoor de Zoon telkens om “genadige”
vergeving moet bidden, zoals ook zondag 44 leert.
Sommigen in de kerken zien de ellende, verlossing en dankbaarheid van de
Catechismus niet als een cirkel, maar een rechte lijn, alsof de neiging tot
haten van God op ons niet meer van toepassing is! Wie de drieslag als rechte
lijn toepast, ontkent niet alleen de komst van Jezus in “het vlees”, maar
ook Gods toorn over de neiging God en de naaste te haten. Die neiging maakt
Jezus door zijn komen in “het vlees” tot een groot teken van God voor ieder
mens! Ook wie vergeving van dagelijkse zonden bidt, belijdt de komst van
Jezus in het vlees niet. Hoe erg dat is, leert 2Johannes7:
-
“Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden dat
Jezus in “het vlees” is gekomen. Deze is de verleider en de antichrist”.
In het bijzonder Gods toorn
over onze neiging van haat tot God en de naaste, maakt dat niemand op aarde
zonder “het bloed” van Jezus ooit toegang heeft tot God de Vader. Daar het
werkwoord “komt” (“Niemand “komt” tot de Vader dan door Mij”) in het Griekse
praesens staat, kan men levenslang alleen door het bloed van Jezus tot de
Vader komen.
Luther zegt over de genoemde woorden: “wie zijn gebeden tot de Vader richt
en zijn gebed “gedachteloos” in Jezus Naam afsluit, diens gebeden worden
door God niet gehoord! Het laatste gezicht in de Bijbel over de
ontoegankelijkheid van de Gods stad, is voor elke lezer een uiterste oproep
van God om Jezus, de hemelse rechter niet “onbereid” tegemoet te gaan, maar
Hem als een arme zondaar telkens te bidden om vergeving van alle zonden:
-
“En in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand die gruwel en
leugen doet, maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens
van het Lam..
En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is
haar tempel, en het Lam. En de stad heeft de zon en de maan niet van node,
dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar
lamp is het Lam en de volken zullen bij haar licht wandelen”.
Daar twee keer wordt gezegd
dat de koningen de volken in de hemelse stad zullen brengen, is dit hun
vaste taak. De taak van de koningen is een ernstige waarschuwing, dat
niemand zonder geloof in Jezus als “Ik ben” in het hemelse Jeruzalem komt:
-
“en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid in haar; en haar
poorten zullen nooit gesloten worden des daags, want daar zal geen nacht
zijn; en zij zullen de heerlijkheid en de eer der volken in haar brengen",
RHK.
Wat de volken in de heilige
stad krijgen, is niet te vatten voor aards denkende mensen. In de stad
stroomt een rivier des levens die ontspringt uit de troon van God en van het
Lam. En in het midden van haar straat en aan weerszijden van de rivier staat
de boom des levens. Daarvan mogen de gelovigen bij elk bezoek aan de heilige
stad drinken en eten. Terwijl de bladeren van de boom des levens een
genezende werking voor de volken hebben:
-
“En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal,
ontspringende uit de troon van God en van het Lam. Midden op haar straat
en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalf
maal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van
het geboomte zijn tot genezing der volken. En niets vervloekts zal er meer
zijn”.
Maar alleen zijn
dienstknechten zullen telkens het aangezicht van God zien. Dat zijn de
martelaren die gedood zijn om hun getuigenis in de naam van Jezus en het
woord van God:
-
“En de troon van God en van het lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten
zullen Hem vereren, en zij zullen zijn aangezicht en zijn naam zal op hun
voorhoofden zijn. En er zal geen nacht zijn en zij hebben geen licht van
een lamp of licht der zon van node, Want de Here God zal hen verlichten en
zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden”.
Het “laatste gezicht” in de
Bijbel dwingt elke geroepene na te gaan, of hij Jezus gelooft en aanbidt als
“Ik ben” de weg de waarheid en het leven.
Wie meent vergeving te hebben, erkent Jezus niet als “Ik ben”:
-
“En hij mat haar muur: honderd vier en veertig el, mensenmaat die
engelenmaat is"
.
NAAR BOVEN