Zonder bloed van Jezus hoort de Vader niet
Openbaring 20:11-21:9.
-
“Ik
zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens, om niet”.
Openbaring 21:6.
Het vluchten van de aarde en
de hemel voor Hem die op de grote witte troon zit, wijst niet alleen op Gods
toorn en vloek voor ongelovigen, maar ook op enorme gevolgen voor hen die
vergeving van hun zonden in het bloed van Jezus zoeken. Want tegelijk ziet
Johannes de doden staande voor de troon van Jezus. Dat wil zeggen, op de
dag, dat Jezus terug komt zal ieder mens opstaan (hereniging van de ziel met
het lichaam) en geoordeeld worden.
Jezus, als hemelse rechter
betekent dat zijn getuigenis de norm bij het oordeel zal zijn. Hij heeft in
de nacht van zijn verraad gezegd: “Ik ben de weg en de waarheid en het
leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij”. De “waarheid” toonde Jezus
in zijn lijden en sterven, waarmee Hij Gods toorn over de zonde van ieder
mens openbaar maakte. Tevens is Hij door zijn kruisdood de Gever van “het
leven” aan een ieder die Hem in geloof vergeving bidt en navolgt. Om echter
wanhoop te voorkomen zegt Jezus in één en dezelfde zin nadat Hij in zijn
lijden Gods toorn jegens de mens aan het licht brengt, dat Hij ook de uitweg
is.
Derhalve moet men bij de prediking altijd één oog gericht houden op Gods
toorn jegens ons, terwijl men met het andere oog op vergeving wijst in het
verzoenende bloed van Jezus. Want hoewel de aarde en de hemel verdwijnen,
geldt dat niet voor de mens en zijn werken. Wanneer Jezus terug komt, vindt
hereniging plaats van de ziel met het gestorven lichaam.
Doch daar de doden vóór de
troon van Jezus doden worden genoemd, zijn ze ongelovigen. En dat de doden
voor Gods troon geen gelovigen zijn, blijkt uit de plaats waar hun dode
lichamen vóór de opstanding waren. Want “de zee” geeft als eerste de dode
lichamen bij de opstanding prijs. De doden uit de zee zijn allen die tijdens
de Zondvloed zijn verdronken. Immers bij de Zondvloed vond alleen Noach met
zijn gezin genade bij God, zodat de hele wereldbevolking van die tijd hier
als doden voor de troon van Gods Zoon staan!
Maar ook de doden uit de dood die met de zielen uit het dodenrijk of hel
worden herenigd, staan voor Jezus. Zodat de betreffende doden voor de troon
ongelovigen zijn. Alle doden worden geoordeeld door twee getuigen. De ene
getuige zijn hun werken die in het boek staan, waarin bij iedereen de
zondeval door Adam en Eva wordt opgeteld. De tweede getuige is het boek des
levens waarin de namen van iedere gelovige navolger van Jezus, die zijn
geloof en hoop op vergeving in het verzoenende bloed van Jezus blijft
bidden.
Dat de dood en het dodenrijk of hel in de poel van vuur worden geworpen,
bevestigt dat alle doden ongelovigen zijn, die geoordeeld worden op grond
van hun werken.
Het vluchten van de aarde en
de hemel voor Jezus onthult naast de ongerechtigheid van de doden, dat de
gelovigen dan door opname in de hemel van de aarde zijn verdwenen. Want
volgens de apostel Paulus in I Thessalonicenzen 4:16 gebeurt de opstanding
in een bepaalde volgorde. Als eersten zullen opstaan die in Christus
gestorven zijn. Vervolgens de dan levende gelovigen. Terwijl Jezus in zijn
rede over de laatste dingen zei, dat God de dagen ter wille van de
uitverkorenen zal inkorten. En dat Hij meteen zijn engelen zal uitzenden om
de uitverkorenen te verzamelen uit de vier hoeken van de aarde (Mattheus 24:
22/31). Genoemde volgorde en de woorden van Jezus geven aan dat gelovigen
dan zijn opgenomen:
-
“En ik zag een groten witten troon en Hem, die daarop gezeten was voor
wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchten, en geen plaats werd voor
hen gevonden.En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor den
troon. en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend,
het boek des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in
de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die
in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen
waren, en zij werden geoordeeld een ieder naar zijn werken. En wanneer
iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd
hij geworpen in de poel des vuurs. En de dood en het dodenrijk werden in
de poel des vuurs geworpen. Dit is de tweede dood, de poel des vuurs”.
Na de veroordeling van de
doden door twee getuigen ziet Johannes een nieuwe hemel en een nieuwe aarde,
maar geen zee. Vooral het feit dat er geen zee meer is, geeft aan dat er
echt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal komen. Dat nieuwe blijkt ook
daaruit dat de eerst aarde en de eerste hemel voor altijd weg zijn, terwijl
de mens en zijn werken blijven!
Verder ziet Johannes de heilige stad het nieuwe Jeruzalem door God gemaakt
met hemelse materialen vanuit de hemel van God op de nieuwe aarde neerdalen.
Vervolgens hoort Johannes grootse dingen over de nieuwe aarde en hemel.
Groter woorden dan die uit de tijd van Adam en Eva in het paradijs. Er wordt
niet alleen gezegd dat de verhouding tussen God en de mensen op de nieuwe
aarde is hersteld, maar ook dat God dan bij de mensen zal wonen. Dat God bij
de mensen gaat wonen is méér dan Adam en Eva in het Paradijs hebben ervaren.
Terwijl God in het Paradijs slechts in de avondkoelte verscheen, gaat hij nu
blijvend bij de mensen wonen, om hen tot een God te zijn. Ook is Gods
aanwezigheid méér dan wonen. Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen,
terwijl er geen dood meer is, noch geklaag of enige moeite. Geen dood noch
pijn noch enige moeite geeft aan dat elke gelovige bij de hereniging van de
ziel met het lichaam onvergankelijk vlees krijgt.
Hoewel bij het aardse
bestaan de ziel bij te grote kwetsing of verwonding het lichaam verlaat,
gebeurt dat niet meer bij de opgestane mens. Dat geldt zowel voor de
gelovigen als de ongelovigen die met een onsterfelijk lichaam in de hel
worden geworpen. Want bij de wederkomst van Jezus zijn de “eerste dingen” en
dus de vervloekte aarde en hemel weg.
Maar terwijl gelovigen in de hemel geen pijn meer lijden, leed de rijke man
uit de geschiedenis met de arme Lazarus telkens pijn aan zijn ziel door de
vuurvlam in de hel. (Mattheus 16:24). Genoemde pijn van de ziel is na de
opstanding in de hel er altijd.
De inwisseling van het aardse tijdperk van stervenden voor dat van eeuwig
leven in hemelse heerlijkheid zonder pijn door het verzoenende sterven van
Jezus en onverdiende genade, toont de immense eeuwige waarde van het lijden
en sterven van Gods Zoon.
-
“En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en
de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de
heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalen uit de hemel, van God,
getooid als een bruid, die voor haar man versierd is.
En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is
bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en
God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en
de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er
meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan”.
Genoemde woorden van de
troon duiden op de gigantische betekenis van de overwinning van de dood en
opstanding door Jezus. Ook zal Gods Zoon alle dingen telkens “nieuw” maken.
Het nieuw maken staat in het Griekse praesens, wat betekent dat Jezus op de
nieuwe aarde de dingen telkens “nieuw” maakt. Terwijl de aardse mens gewend
is dat het nieuwe van elk ding er vroeg of laat afgaat, doet Jezus de dingen
in de nieuwe hemel en nieuwe aarde telkens als nieuw ervaren. Wegens het
telkens nieuw zijn van de dingen moet Johannes deze woorden op schrijven,
omdat ze betrouwbaar en waar zijn. Altijd “nieuw” zijn geldt in de hemel ook
voor de vergeving van de zonden van elke volhardende gelovige bidder! Daarom
zegt Jezus dat degene die blijft vragen om vergeving van zijn schuld, dat
ook zal krijgen.
Doch elke dorstige krijgt
pas na dit leven uit de fontein het levende water te drinken. Dat betekent
een gelovige dient zijn hele aardse tijd na zijn bekering Jezus te bidden om
vergeving van zijn schuld, totdat hij na dit leven het levende water van
Jezus ontvangt. Ook in de tijd tot de wederkomst is Hij nabij: “Ik ben de
alpha en de omega, het begin en het einde. Met andere woorden, ook het
dorsten naar vergeving is naar de wil van Jezus. Dorstigen zijn zij die na
hun bekering Jezus telkens bidden om vergeving van hun schuld. Zij die
blijven dorsten naar vergeving zijn de overwinnaars die het levende water en
heil erven.
Maar ondanks het gebed het onze Vader menen velen dat de Here niet telkens
gebeden moet worden om vergeving. Dezen menen dat de grote schuld op grond
van de doop vergeven is! Doch deze betrouwbare en waarachtige woorden van
Jezus over "de dorstige" haalt een streep door de leer van kerken, die de
vergeving baseren op geloof in de beloften van Gods verbond, alsof
toe-eigening door vragen om vergeving aan Jezus als een dorstige niet meer
nodig is.
Ook de leer van kerken, die hun redding baseren op Gods verkiezende genade
komt niet overeen met het woord van de Here over het bidden als een
"dorstige". Wie zoekt zal vinden.
Zijn woord: “Het is
gebeurd”, als teken van het einde van de genadetijd onderstreept zijn
waarschuwing: "Alleen wie overwint zal deze dingen beërven". Overwinnen kan
alleen door volhardend bidden om vergeving op grond van de kruisverdiensten
van Jezus. De Here leert duidelijk dat het levende water of heil niet wordt
verdiend, maar “gegeven als een geschenk” door God. De grote nadruk die de
Allerhoogste hier legt op het woord “Ik” onderstreept hoe vergeving door Hem
als een geschenk wordt gegeven zonder een verdienste. Doch daarvoor wil de
Here als de alpha en de omega telkens in geloof om gebeden worden. Want
gelovigen krijgen pas onverdiende genadige toegang tot God door het bloed
van Jezus Christus. Hiervoor dient elke geroepene de Here Jezus telkens te
bidden om genadige vergeving met een beroep op zijn offer. Niemand komt tot
de Vader dan door Jezus:
-
“En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen
nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn betrouwbaar en
waarachtig. En Hij sprak tot mij: Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de
omega, het begin en het einde. Ik zal den dorstige geven uit de bron van
het water des Levens, om niet. Wie overwint zal deze dingen beërven, en Ik
zal hem tot een God zijn en Hij zal mij tot een zoon zijn”.
Maar de klein gelovige die
niet naar Jezus hoort en het niet nodig acht voortdurend te bidden om
onverdiende genadige vergeving van zijn schuld, zijn deel is hierna in de
poel van vuur. Evenals de ongelovige die doet wat Gods Woord een gruwel
noemt, blijft vallen onder Gods toorn en vloek. Het eerste dat Jezus in zijn
kruisgang aan het licht bracht, is Gods toorn over de schuldige mens. Die
daar niet aan wil zal op de dag des oordeels door twee getuigen veroordeeld
worden tot de poel des vuurs. Twee boeken als getuigen maken het onmogelijk
hier en nu te zwijgen over de eeuwige gevolgen van geloof zonder voortdurend
bidden om vergeving. De twee getuigen van Jezus zijn onverbiddelijk. Daarom
wordt van allen die verloren gaan, de kleingelovige het eerst bij de naam
genoemd.
Wat de NBG heeft vertaald met lafhartigen, noemde Jezus in Mattheus 8:26
kleingelovigen.
Gods Zoon op zijn troon zal straks iedereen in “de poel des vuurs” werpen,
die het telkens bidden en werken niet nodig vond. Deze verbanning geldt voor
elke kleingelovige net zo goed als ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars,
hoereerders, tovenaars, afgodendienaars en leugenaars. Kortom, de
kleingelovige "is" niet gered, want de bedelaar die weet heeft van
zijn schuld en daarom volhardt in gebed in de hoop van het eeuwige leven, "wordt"
gered:
-
“Maar de kleingelovigen (RHK), de
ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de
tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars – hun deel is in de poel,
die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood”.
Jezus, stierf en overwon om
elke dorstige te kunnen drenken die om vergeving blijft bidden:
-
“Ik zal den dorstige geven uit de bron van het water des Levens, om niet”.