Hoofdstuk 39
Start Auteur Daniël inleiding Bibliografie Laatste nieuws Openbaring v Johannes Gesprekspunten Links

 Sporen van de wederkomst van Jezus Christus   

Omhoog
Hoofdstuk 23
Hoofdstuk 24
Hoofdstuk 25
Hoofdstuk 26
Hoofdstuk 27
Hoofdstuk 28
Hoofdstuk 29
Hoofdstuk 30
Hoofdstuk 31
Hoofdstuk 32
Hoofdstuk 33
Hoofdstuk 34
Hoofdstuk 35
Hoofdstuk 36
Hoofdstuk 37
Hoofdstuk 38
Hoofdstuk 39
Hoofdstuk 40

 

Jezus als de weg of de antichrist

Openbaring 21:9-22:6.

“En hij mat haar muur: honderd vier en veertig el, mensenmaat, die engelenmaat is”.

Daar de eerste engel van de laatste plagen het “laatste gezicht” in de Bijbel toont, is het niet bedoeld om te dromen van het hemelse Jeruzalem. Maar het laatste gezicht wijst op de ontoegankelijkheid van de hemelse stad als een “groot gevaar” voor de toegang tot Gods Rijk:

 “En de eerste engel van de zeven engelen met de zeven schalen, die vol waren van de laatste zeven plagen, kwam en sprak met mij, zeggende: Kom hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams. En hij voerde mij weg in den geest op een groten en hogen berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God; en zij had de heerlijkheid Gods, en haar glans geleek op een zeer kostbaar gesteente, als den kristal helderen diamant”.

De maten en materialen van de muren en poorten tonen de ontoegankelijkheid van de stad, zodat niemand er buiten de poorten inkomt. Ook het meetwerk van de poorten die uit een diamanten parel bestaat, toont haar ontoegankelijkheid. Het opmeten van de muren en poorten met een gouden meetlat door de engel, bepaalt elke lezer bij de ontoegankelijke hemelse stad:

 “En zij had een groten en hogen muur en zij had twaalf poorten en op de poorten twaalf engelen,. En hij, die met mij sprak, had een gouden meetstok om de stad op te meten, en haar poorten en haar muur”.

Gemeten naar de maat van een Romeins stadion, is de lengte, breedte en hoogte van het hemelse Jeruzalem 7500 kilometer. Dat is gelijk aan de afstand van Amsterdam naar Washington. De hoge en ongeveer 72 meter dikke muren onderstrepen de immense betekenis van Jezus als “de weg”: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: “Ik ben de deur” der schapen:

“En de stad lag in het vierkant en haar lengte was even groot als haar breedte; en hij mat de stad op met den stok: twaalf duizend stadiën; haar lengte en haar breedte en haar hoogte waren gelijk”.

Bovendien worden de poorten van de stad bemand en bewaakt door engelen. De engelen als bewakers betekent dat de hemel beslist over de toelating tot God en zijn Koninkrijk. Dat blijkt ook uit de namen van de stammen van Israël op de poorten. De namen van de aartsvaders op de poorten duiden op Gods verkiezing. Hij verkoos Abraham, Izaäk en Jacob. De namen van de stammen geven niet alleen te kennen, dat God verkiest, maar ook dat er alleen in de “Naam van Jezus” toegang is tot de poorten voor alle geroepenen:

 “en zij had twaalf poorten en op de poorten twaalf engelen, en namen op de poorten geschreven, welke zijn die van de twaalf stammen der kinderen Israëls”.

De namen van de apostelen op de fundamenten leren dat de Kerk door de apostelen van Jezus is gegrondvest. Ondanks het gebruik van verschillende edelstenen, dat duidt op verschil in karakter en werkwijze, hebben de apostelen een gelijk dik fundament voor de muren van het Koninkrijk van God gelegd. En daar de heilige stad op twaalf fundamenten rust, die alle ±72 meter dik zijn en met 12 verschillende diamanten ontoegankelijk zijn gemaakt door de twaalf apostelen, wijzen de apostelen daarmee op Jezus als de “deur” tot God en zijn Koninkrijk. Daar fundamenten altijd afgestemd zijn op de dikte van de muren, is de dikte van de muren even groot als die van de fundamenten. Zodat de diamanten muur niet alleen de maat van engelen is, maar ook die van de apostelen. “Mensenmaat die engelenmaat is”.
Verder geeft dezelfde dikte van de fundamenten aan dat het evangelie van de 12 apostelen hetzelfde is. Het maakt geen verschil wie van de apostelen men beluistert.
Hoewel het laatste gezicht over de stad aangeeft dat de toegang tot Gods Rijk in handen is van de apostelen, zijn bij alle twaalf apostelen de woorden van Jezus beslissend voor de toegang:

 “En de muur der stad had twaalf fundamenten, en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams.. En de bouwstof van haar muur was diamant;…En de fundamenten van de muur der stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was diamant, het tweede lazuursteen, het derde robijn,... En hij mat haar muur op: honderd vier en veertig el, mensenmaat, die engelenmaat is”.

Welnu, in Joh. 14:6 geeft de apostel Johannes te kennen wat Jezus in de laatste nacht voor zijn kruisgang heeft gezegd over de toegang tot God en Gods Koninkrijk: “Ik ben” de weg, en de waarheid, en het leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij”.Ook de vraag waarom Jezus de ontoegankelijkheid van de hemelse stad als het “laatste gezicht” in de Bijbel plaatst, wordt door de apostel Johannes beantwoordt. Want hij laat in 1Johannes 1:10 christenen aan het woord, die zeggen dat zij niet gezondigd hebben. Dit zeggen ze in het Griekse “perfectum”, wat betekent dat hun woorden op een nieuwe toestand zijn gegrond. Wat die nieuwe toestand is laat zich gemakkelijk raden, omdat veel christenen ook “zeggen” dat hun zonden vergeven zijn door het “volbrachte werk” van Jezus. Zodat de christenen die ten tijde van Johannes in het perfectum zeggen dat zij niet gezondigd hebben, geloven in het “volbrachte werk” als zodanig. Deze gedoopte christenen geloven door het volbrachte werk al vergeving van zonden te hebben, wat ook veel christenen in de GK en NGK “zeggen”. Maar geloven in het “volbrachte werk” als zodanig is nog geen geloof in Jezus, die zei: “Ik ben de waarheid .. het leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij”!

Johannes waarschuwt: “Dit heb ik u geschreven over hen, die u verleiden” (1Johannes 2:26). Johannes noemt verleiders die leren dat het “volbrachte werk” als zodanig vergeving geeft. Wie gelooft in het volbrachte werk, neemt Jezus niet serieus als Verlosser, die heeft gezegd:

 “Ik ben” de weg, en de waarheid, en het leven. ”Niemand komt tot de Vader dan door Mij”.En 1Joh. 2:12: “Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijns Naams wil”.

Want van tweeën één of men gelooft zondermeer in vergeving door het volbrachte werk als zodanig, of men gelooft in Jezus als de weg en bidt Hem om vergeving van “alle” zonden. In het eerste geval bidt men Jezus niet en maakt Hem volgens 1Joh. 1:10 tot een leugenaar. In het tweede geval bidt men Jezus telkens als “de weg” in de hoop op vergeving van zonden! Wie op grond van het volbrachte werk als zodanig gelooft vergeving te hebben, maakt Jezus tot een leugenaar, omdat hij gelooft vergeving te hebben zonder Jezus als “de weg” te bidden.

De kerken leren dat men door “het geloof” behouden wordt, maar leren ze ook dat Jezus zijn volbrachte werk alleen toepast op zondaren die Hem daarom “ootmoedig” bidden? Denk aan de gelijkenis van de vijf wijze en vijf dwaze maagden in Mattheus 25: 1-13. Hoewel de dwaze maagden bij terugkeer met hun brandende lampen “herkenbaar” waren en ze de Naam van de Here aanriepen. Antwoordde de Here : “Voorwaar, Ik zeg u Ik ken u niet”.
Het “niet kennen” ondanks hun geloof geeft te kennen, dat de vijf dwaze maagden de Here nooit hadden gebeden om vergeving van al hun zonden in zijn Naam. Hun eis om toelating geeft aan dat ze overtuigd waren door het geloof in de beloften behouden te worden. Daar de vijf (de halve Kerk) dwaze maagden geloofden in de beloften, kende Jezus hen niet. Met het laatste gezicht waarschuwt Jezus dat Hij allen kent, die Hem om vergeving bidden. De apostel Johannes zegt:

“Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben (perfectum), maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet” (1Johannes 1:10).

Het “laatste gezicht” benadrukt dat Jezus zijn volbrachte werk, dat Hij door zijn kruisgang verwierf, alleen toepast aan zondaren die Hem telkens bidden om toegang in zijn bloed. Jezus woorden: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij” zijn in de spanning van zijn kruisgang gezegd. Gezegd kort vóór Hij in Getsémane Gods toorn over de enorme schuld van de mensheid aan de lijve ervaart en gaat verzoenen.

k ben “de waarheid” stelde Jezus op dezelfde dag door zijn vrijwillige kruisgang tentoon, toen Hij door zijn smadelijk kruis Gods toorn openbaarde én de weg tot het leven opende. Door zijn kruis betuigde Jezus zijn Naam life “Ik ben”de weg, en de waarheid, en het leven. Als de “waarheid” stelde Jezus door Zijn kruis Gods toorn tegen ieder mens tentoon. En als “het leven” past Hij zijn volbrachte werk toe op elke biddende zondaar in nood. Op het gebed schenkt Hij als “Ik ben de waarheid en het leven” elke zondaar vergeving van alle zonden.
Het is het aanroepen van de Naam van Jezus “Ik ben de weg” om vergeving van alle zonden, dat het verschil maakt tussen de Kerk en de wereld. Jezus zegt in Joh. 10:7:

“Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: “Ik ben de deur” der schapen. En in 1Johannes 1:7 en 8: “Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkaar (met Jezus), en het bloed van Jezus Christus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben (vergeving hebben), verleiden wij ons zelf, en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij de zonden vergeeft en ons reinigt van alle ongerechtigheid”.

Daar Jezus zei:“Ik ben de weg, de waarheid en het leven”, moet men Hem als “zondaar” telkens bidden om vergeving van alle zonden, zoals Hij in het gebed het “Onze Vader” leert! Want Johannes zegt: “Een ieder die overtreedt en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft de Vader en de Zoon” (2 Johannes 9).
Gods Zoon is niet in een vlees gekomen, maar in “het vlees van de kinderen van Adam en Eva die geneigd zijn God en de naaste te haten. Door het komen in het vlees van de gevallen mens, maakt Jezus de waarheid van Gods toorn openbaar over onze neiging God en de naaste te haten! De neiging tot haten van God en de naaste, betekent dat elke gelovige daarvoor de Zoon telkens om “genadige” vergeving moet bidden, zoals ook zondag 44 leert.

Sommigen in de kerken zien de ellende, verlossing en dankbaarheid van de Catechismus niet als een cirkel, maar een rechte lijn, alsof de neiging tot haten van God op ons niet meer van toepassing is! Wie de drieslag als rechte lijn toepast, ontkent niet alleen de komst van Jezus in “het vlees”, maar ook Gods toorn over de neiging God en de naaste te haten. Die neiging maakt Jezus door zijn komen in “het vlees” tot een groot teken van God voor ieder mens!  Ook wie vergeving van dagelijkse zonden bidt, belijdt de komst van Jezus in het vlees niet. Hoe erg dat is, leert 2Johannes7:

“Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden dat Jezus in “het vlees” is gekomen. Deze is de verleider en de antichrist”.

In het bijzonder Gods toorn over onze neiging van haat tot God en de naaste, maakt dat niemand op aarde zonder “het bloed” van Jezus ooit toegang heeft tot God de Vader. Daar het werkwoord “komt” (“Niemand “komt” tot de Vader dan door Mij”) in het Griekse praesens staat, kan men levenslang alleen door het bloed van Jezus tot de Vader komen.
Luther zegt over de genoemde woorden: “wie zijn gebeden tot de Vader richt en zijn gebed “gedachteloos” in Jezus Naam afsluit, diens gebeden worden door God niet gehoord!
Het laatste gezicht in de Bijbel over de ontoegankelijkheid van de Gods stad, is voor elke lezer een uiterste oproep van God om Jezus, de hemelse rechter niet “onbereid” tegemoet te gaan, maar Hem als een arme zondaar telkens te bidden om vergeving van alle zonden:  

 “En in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand die gruwel en leugen doet, maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam..
En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam. En de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam en de volken zullen bij haar licht wandelen”.

Daar twee keer wordt gezegd dat de koningen de volken in de hemelse stad zullen brengen, is dit hun vaste taak. De taak van de koningen is een ernstige waarschuwing, dat niemand zonder geloof in Jezus als “Ik ben” in het hemelse Jeruzalem komt:

 “en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid in haar; en haar poorten zullen nooit gesloten worden des daags, want daar zal geen nacht zijn; en zij zullen de heerlijkheid en de eer der volken in haar brengen", RHK.

Wat de volken in de heilige stad krijgen, is niet te vatten voor aards denkende mensen. In de stad stroomt een rivier des levens die ontspringt uit de troon van God en van het Lam. En in het midden van haar straat en aan weerszijden van de rivier staat de boom des levens. Daarvan mogen de gelovigen bij elk bezoek aan de heilige stad drinken en eten. Terwijl de bladeren van de boom des levens een genezende werking voor de volken hebben:

“En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam. Midden op haar straat en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalf maal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volken. En niets vervloekts zal er meer zijn”.

Maar alleen zijn dienstknechten zullen telkens het aangezicht van God zien. Dat zijn de martelaren die gedood zijn om hun getuigenis in de naam van Jezus en het woord van God:

“En de troon van God en van het lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren, en zij zullen zijn aangezicht en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn. En er zal geen nacht zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, Want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden”.

Het “laatste gezicht” in de Bijbel dwingt elke geroepene na te gaan, of hij Jezus gelooft en aanbidt als “Ik ben” de weg de waarheid en het leven.
Wie meent vergeving te hebben, erkent Jezus niet als “Ik ben”:

“En hij mat haar muur: honderd vier en veertig el, mensenmaat die engelenmaat is"

NAAR BOVEN
 

 

De vrouw is de Kerk, die door Gods verkiezende genade pelgrimganger is van de heilige stad.
Bron: Woord in Beeld ©Ten Have/Kok Kampen
De  vrouw van Christus.
 

De
gesloten
poorten
van de
heilige
stad

De muren en poorten zijn achtereenvolgens de diepte van de zondeval en de enige uitweg door Jezus Christus.
Bron: www.hansgruener.de
De muren en poorten van het nieuwe Jeruzalem,
tekenen de dood en opstanding van Jezus Christus.

Jezus
alleen
geeft
toegang

De muren en de poorten doen het werk van Christus, en die gekruisigd, schitteren.
Bron: Woord in Beeld ©Ten Have/Kok Kampen
Jezus Christus en die gekruisigd.

Bidt
en gij
zult
vinden
 

Er is geen andere weg tot God dan door het bloed van het geslachte Lam, Jezus Christus.
Bron: Woord in Beeld ©Ten Have/Kok Kampen
De heerlijkheid der volken is de gang
langs de smalle weg.

Altijd
bidden
om
vergeving

De laatste verzameling van de volken tegen het aardse Jeruzalem belemmert het zicht op het nieuwe hemelse Jeruzalem.
Bron: Encarta encyclopedie
Jeruzalem  en de joden, christenen
en de moslims.

START      Copyright © 2021, R.H. Keegstra; voor meer informatie: ds.r.h.keegstra@planet.nl of  0594 549542;  Laatst gewijzigd: 06-06-2025